![]() |
Welkom op de homepage van de Nederlandse postzegelvereniging "De Plaatfout"
Webmaster: Joop van Biezen |
Op deze site willen wij u laten zien wat het verzamelen van plaatfouten nu zo leuk maakt en wat onze vereniging hierbij voor u kan doen. Algemene inleiding Druktechnieken Onze eerste Nederlandse zegels werden in plaatdruk gemaakt. Bij de wapenzegels gebruikte men boekdruk. De tentoonstellingserie van 1924 werd gemaakt in raster-diepdruk. De eerste zegels in offsetdruk verschenen in 1924: 100 jaar Nederlandse Reddingmaatschappij. Deze laatste techniek wordt tegenwoordig heel veel toegepast. Voor ons als plaatfoutverzamelaars zijn de technieken niet echt van belang met als uitzondering het offsetprocedé, waarbij regelmatig de zogenaamde offsetringetjes voorkomen, die nogal eens als plaatfouten aangemerkt worden. Drukplaten en vellen De eerste drukvormen werden handmatig vervaardigd. Hier werd de drukvorm van één zegel vijftig maal gecopieerd tot een drukvorm van vijftig zegels. Dit noemde men dan een plaat. Deze werd dan nog drie maal gecopieerd tot een drukvorm van vier maal vijftig zegels. Dit waren dan de platen 1 t/m 4. Maar er kwamen ook drukvormen van twee maal 100, drie maal vijftig en acht maal vijfentwintig voor. In latere jaren werden de zegels voornamelijk aangemaakt in vellen van honderd of tweehonderd. Maar ook vellen van veertig of negentig en andere aantallen komen voor. De drukvormen voor de zeehelden (1943) bestonden weer uit een plaat van honderd en een plaat van vijftig zegels. Ook zijn veel zegels aangemaakt in zogenaamde dubbelvellen, waarbij vaak de benaming linker- en rechtervel of boven- en ondervel gebruikt wordt. Die aanduidingen kwamen geregeld, maar niet lang niet altijd, ook in de velranden terecht als R1, L2 en L1121 of R11111 terecht. (Dit zijn slechts een paar voorbeelden van aanduidingen die in de velrand voor kunnen komen. Ook drukkerstekens, knippen en ponsen zijn daar te vinden. Zie hiervoor het handboek plaat- en etsingnummers, uitgegeven door de werkgroep velrandbijzonderheden). Wat is het belang van dit alles voor onze hobby? Eigenlijk alleen maar een aanduiding voor het meer of minder voorkomen van een bepaalde plaatfout. Het spreekt immers voor zich, dat wanneer twee zegels in ongeveer gelijke oplage gedrukt zijn maar de een in enkel- en de ander in dubbelvellen, dat de laatste dan vijftig procent minder voorkomt dan de eerste. Plaatfouten Hieronder ziet u drie voorbeelden van plaatfouten, in de eerste zegel een wit vlekje, in de tweede zegel een grijze lijn en in de derde zegel een geel cirkeltje. |
![]() |
![]() |
![]() |
plaatfout 559P |
plaatfout 1158P |
plaatfout 1179P |
Wij horen u al denken: ja, in de linker- en middenzegel zie ik wel wit en een streep, maar in die rechterzegel zie ik eigenlijk helemaal geen geel. Daarom staan hieronder drie |
||
vergrotingen van de hierbo-ven afgebeelde fouten. Deze zijn hier een stuk duidelijker te zien, hoewel de zwarte pijlen weggelaten zijn. Ziet u nu het gele cirkeltje bij de e van cent? De 559 is gedrukt in vellen van 100, de 1158 en de 1179 in dubbelvellen |
![]() ![]() ![]() |
|
van 200. De 559 bevindt zich op positie 10 van alle vellen, de 1158 op positie 41 van alle linkervellen
en de 1179 bevindt zich soms op positie 24 van een onbekend aantal van de linkervellen. Daarom noemen wij
de eerste twee primaire fouten en de laatste een se-cundaire fout. Omdat secundaire fouten in mindere aantallen
voorkomen zal de catalo-gusprijs voor deze fouten vaak (veel) hoger zijn dan die van ongeveer gelijkwaardige
primaire fouten.
|
||
Website: www.plaatfout.org |